"De Spit"-Musters

De historie van onze tak van de familie Musters is sinds enkele generaties verbonden aan de bijnaam "De Spit". Die bijnaam zou ontstaan zijn om twee takken van de familie Musters uit elkaar te houden. Dat was in die tijd wel nodig ook want voornamen in een familie werden van generatie op generatie doorgegeven, zodat het moeilijk was om te weten over wie men het nou eigenlijk had. Zo ontstonden toevoegingen aan de achternaam, zoals de Reus Musters, de Sjol Musters, de Boer Musters en dus de Spit Musters. Meestal werden bijnamen verbonden aan uiterlijke kenmerken of karaktertrekken. Martien, broer van opa Ariaan, kwam aan zijn bijnaam "Klapzand", omdat hij op klapzand hovenierde, wat inhield dat het onvruchtbare grond was. De bijnaam de "Spit", is te verklaren om twee takken uit elkaar te houden, de ene tak werd boer (de Boer Musters), de andere hovenier (de Spit Musters). De tuinders (hier 'ovveniers/hoveniers genoemd) bewerkten het land voornamelijk met een spade, een steekschop. Daarmee "spitten" ze de grond om. Om de grondstructuur te verbeteren, werd de grond omgespit/omgedraaid om er o.a. mest onder te werken.

Voorouders

Jos Wuijts (zijn moeder was een Musters) heeft in de 90-er jaren van de 20e eeuw een diepgaand onderzoek gedaan naar onze stamboom en daarbij veel informatie boven tafel gekregen. Zo blijkt uit zijn onderzoek uit 1994 dat in documenten uit 1371 de naam Musters al opduikt, als eerste rond Den Bosch en Tilburg, hoewel die naam toen nog geschreven werd als Mutsaerts. In de loop der eeuwen kreeg de naam Mutsaerts vele varianten (zo'n 19) en zwierven de nakomelingen verder uit over voornamelijk Zuid-Nederland en de Belgische Kempen. Rond 1600 verplaatsten enkele familieleden zich naar het nu Belgische Essen. In de 18e en 19e eeuw veranderde de familienaam nogal eens (Mutsers, Mustert, Musters) en vertrokken takken naar Ossendrecht, Steenbergen en tenslotte ook naar Bergen op Zoom. De naam Mutsaerts/Musters is afkomstig van het woord mutsaard/mutserd/musterd, wat "takkenbos" betekent.

Familiewapen

In de geschiedenis komen we in de Romeinse tijd takkenbossen tegen, fasces in het Latijn. Fasces waren rondom een bijl gebonden bundels van iepen- of berkentakken, zogenaamde roeden. Ze werden samengebonden door roodleren riemen en waren symbolisch voor de macht om te straffen. De bijl symboliseerde de "macht over leven en dood" en de riemen de "macht om te arresteren". Dergelijke fasces werden in het oude Rome door ambtenaren vóór de machthebbers uit gedragen als zij ergens naar toe gingen. Van oudsher symboliseren deze fasces: gezag, samengebundelde macht. We zien deze fasces nog meer in de geschiedenis terugkomen, bijvoorbeeld op de zetel van de voorzitter van de Amerikaanse Senaat, maar ook bij de fascistische beweging van Mussolini in Italië en op Franse paspoorten. Deze fasces/takkenbossen, ook de bijl, komen terug in ons familiewapen. In de vroege Middeleeuwen waren heraldieke wapens symbolen op de kleding, schilden, vlaggen en banieren van ridders. Zo kon men hen herkennen in hun harnas. Later werd het meer een familiesymbool dat erfelijk was. Een familiewapen mag pas gebruikt worden als officieel is vastgesteld dat het door voorouders is gebruikt.

Ons familiewapen duikt voor het eerst op in een lakzegel op een perkament uit 1336 in het archief van Godshuizen in 's-Hertogenbosch. Het lakzegel zat op een schepenbriefje van de schepen van St.-Michielsgestel, Arnoldus Mutsart. Het document ging over de verkoop van een half mud koren. Het wapen is volledig beschreven In de levensbeschrijving van Nicolaes Denis Mudtsaerts, die van 1592 tot 1608 abt was in Tongerloo.

De eerste Bergse Musters

Op 13 december 1801 huwde Johannes (Jan) Mutsaerts (geboren 1772 De Heen – overleden 1821 Bergen op Zoom) met Pieternella de Weerdt (geb. 1777 Steenbergen – overl. 1833 Bergen op Zoom). Hij woonde tot zijn huwelijk in Halsteren en zij in Bergen op Zoom "buiten de Poorterij". Zij, beiden hoveniers, vestigden zich in Bergen op Zoom. Hun eerste kind (leefde slechts 1 ½ jaar) had nog de achternaam Mutsaerts, de daarna geboren kinderen heetten Musters.

Dit was de familienaam die in 1811 officieel was vastgelegd bij de invoering van de burgerlijke stand door Napoleon in de Franse Tijd. Dit gezin was bij de volkstelling van 1812 de enige familie Musters in Bergen op Zoom. In Bergen op Zoom worden uit dit huwelijk de stamvaders van de Bergse Mustersen geboren: Willem Musters (1807-1884) en Adrianus Musters (1816-1884). Van Adrianus, diens derde zoon Jacobus (Ko, 1851-1934) en diens derde zoon Adrianus (Ariaan 1887-1942) stammen onze (over)(groot)vaders/(over)(groot)moeders af. Tot zover waren het allen hoveniers.

De Hoveniers

Bergen op Zoom werd in de loop der jaren een stad van groenten en fruit. Daartoe waren de omstandigheden bijzonder gunstig. Op de eerste plaats was de grond er geschikt voor, daarnaast was er weinig nachtvorst dankzij de nabijheid van de Oosterschelde. Een derde gunstige factor was de volop aanwezige paardenmest, dankzij de militaire ruiterij. Zo veranderden de kleine boeren geleidelijk aan in tuinders, in onze regio "hoveniers" genoemd. Zij waren vaak "import" vanuit de Vlaamse Kempen, zoals uit Essen en omgeving en vormden al sinds het eind van de 18e eeuw een aparte sociale bevolkingsgroep in onze stad. In 1731 woonden er slechts zeven hoveniers in en rond de stad, in 1812 werden er 40 hoveniersgezinnen geteld, waaronder dus dat van Jan Musters. Niet alleen de grond was vruchtbaar, tegen het einde van de 19e eeuw vormden de hoveniersfamilies een groot deel van de Bergse bevolking.

De Bergse hoveniers teelden een grote diversiteit aan groenten. Hierbij speelde de aanwezigheid van vele militairen in de vesting Bergen op Zoom opnieuw een grote rol. Zij hadden behoefte aan allerlei verschillende soorten groenten. Zo beschikten de Bergse hoveniers over grote bekwaamheid, voor het telen van dertig verschillende gewassen draaiden ze hun hand niet om. Die vakbekwaamheid werd behouden doordat de huwelijken meestal binnen de families van hoveniers bleven. Het werk in de tuindersbedrijven werd gedaan door het hele gezin, knechten van buitenaf waren meestal niet te betalen. Veel geld was er immers niet te tellen, zaad werd zelf geteeld, mest had men van eigen vee, meestal een paar koeien, varkens en een paard. De hoveniers woonden verspreid over de stad, ook in en nabij het centrum. De meesten hielden er ook een winkeltje op na, niet alleen met groenten en fruit maar ook met andere waren. Ook verkocht men zijn producten op de wekelijkse markt en op dinsdag en zaterdag waren er ook nog speciale groenten- en fruitmarkten.

De aspergeteelt is in Bergen op Zoom opgekomen in de tweede helft van de 19e eeuw. Rond 1900 waren er ongeveer 120 hoveniers. Drie kwart van hun grond werd beteeld met asperges, een echte Bergse specialiteit. De aspergeteelt nam dus een enorme vlucht. Vooral de hoger gelegen zandgrond rond de stad bleek uitstekend geschikt voor de teelt van asperges. In het topjaar 1934 werd er maar liefst 775.500 kilo asperges verhandeld op de Bergse veiling. Bergen op Zoom had toentertijd de grootste aspergeveiling van Nederland. Veel werd geëxporteerd naar België en Duitsland. De exporteurs werden er dan ook rijker van dan de hoveniers. Toch kregen de hoveniers ook meer inkomsten en een gevolg daarvan was dat er meer aandacht kwam voor ook andere gewassen, zoals aardbeien en kersen. Een bekend soort kersen waren de "Markiezen", die we als familie Musters nog kennen van de Kersenblok aan de Fianestraat.

De stadsuitbreiding vanaf de jaren-50 in de 20e eeuw betekende een ongelijke strijd tussen de gemeente en de 24 hoveniers op de (beste) tuinbouwgronden ten oosten van de stad. De hoveniers moesten het onderspit delven en velen gingen elders over tot het telen van kasproducten. Zo verloren opoe en oom Rien De Kwik, oom Piet verloor zijn land aan de Zeekant en oom Sjaan ging op de Kersenblok aan de Fianestraat kassen bouwen. In 1960 werkte in Bergen op Zoom van de mannelijke beroepsbevolking nog maar 3% in de tuinbouw.

De hoveniers hebben in de loop van zo'n 200 jaar het karakter van de stad mede bepaald. Zeker ook het karakter van de vastenavend. Vanuit de Sociëteit "De Vrijheid" is het houden van een vastenavendoptocht nieuw leven ingeblazen en hier moeten we ook de oorsprong van boerenkiel, pet en rode zakdoek zoeken.

Bronnen:
    Bergen op Zoom, een stad als een huis (Korneel Slootmans, Zaltbommel, 1974)
    Bergen op Zoom in oude ansichten (J.H. van Mosselveld, Zaltbommel, 1969)
    Bergen op Zoom verleden geïllusteerd (Christ Peters, Hulst 1993)
    Het Markiezaat van Bergen op Zoom (Cees Vanwesenbeeck, Amsterdam 1986)